Lieve Amor,

Gisteravond was jij niet van plan om te gaan slapen. Wij gingen naar bed, jij was stil in je ren. Maar zodra ik boven was ging je zitten piepen. Dan ga ik denken, ben je goed uit geweest? Ja.  Heb jij honger? Nee ook dat kan het niet zijn. Wil je aandacht? Ja. Maar het is bedtijd. Dus is het nu ook voor jou de bedoeling dat jij gaat slapen, en morgen ben jij de eerste die weer aandacht krijgt. Ik heb jou vanaf boven even aangesproken, dat het de bedoeling is dat ook jij gaat slapen. Gelukkig, dat werkte.

Maar om 02.22 uur hoorde ik jou weer. Dus ik ben toch maar weer met jou naar buiten gegaan. Jij blijft tenslotte nog een pup. En ik heb ook geen zin om morgen gelijk te moeten beginnen met schoonmaken, dus dan er toch maar weer uit. Ik heb jou even laten plassen en daarna weer snel mijn bed in.

Jij hebt vandaag weer bij een paar honden uit de dagopvang gelopen. Deze keer waren het Donder, een Golden Retriever en met Dazzle, een Labrador Retriever. Zowel Donder als Dazzle zijn rustige honden. Vandaar dat ik hun heb uitgekozen om jou erbij te laten. Met Donder had jij al kennis gemaakt door het hek heen. Dat ging allemaal goed.

Maar van spelen kwam het niet. Wel veel snuffelen bij elkaar, maar niet druk met spelen. Dit was ook wel de bedoeling. Ik wil dat jij leert rustig te spelen, en niet heel druk en wild. Lomp ben je toch wel.

Vanmiddag zijn wij weer even bij de buurman Kees op de werft geweest. Jij vond het best spannend. Ineens zag jij dingen waarvan ik denk, wat is hier spannend aan? Een hooiberg? Wij zijn weer even bij de kalfjes wezen kijken. Jij durfde bijna niet naar binnen, maar gelukkig 2 tellen later wel. De kalfjes vond je ook erg spannend. Jij bleef op afstand en had geen behoefte om aan hen te snuffelen.

Op de terugweg naar huis vond jij van alles in de graskant. Er lag een blikje, ik had verwacht dat jij die wel zou pakken. Maar nee, die vond jij niet interessant genoeg. Daarna pakte jij iets in je bek, maar ik kon niet zien wat het was. En aangezien ik niet alles uit jou bek wil halen, zeg ik altijd bah bah en jij spuugt het dan gelijk uit, en dan krijg jij gelijk een paar beloningen.

Dit gaat gelukkig goed. Het bleek een kastanje te zijn. Even later was je aan het snuffelen en wilde jij niet meer verder. Jij probeerde iets op te eten en dat vind ik altijd een beetje eng. Je weet nooit wat ze allemaal neergooien aan giftige dingen. Het bleek een stuk boterham te zijn. Hier moest ik iets beter mijn best voor doen, maar ook deze boterham spuugde jij uit, gelukkig maar. [Als jij namelijk leert dat er van alles te vinden en te eten is dan ga jij nog vaker op speurtocht].

Het eten van straat is voor mij ook de reden dat ik bij jou al vroeg begonnen ben met het leren van dingen uitspugen. Als dat dan lukt dan krijg jij meerdere beloningen. De beloning moet altijd groter zijn dan het geen de hond weer uitspuugt. De paardenpoep laat jij ondertussen al gewoon liggen. Dit hebben we al veel geoefend.